
Op 4 november werd in Boedapest de jaarlijkse conferentie van de Alliance for Permanent Access gehouden onder de titel: 'Keeping the Records of Science Accessible - Can we Afford it? Business models for permanent access'. Voor de Alliance website heb ik een uitgebreid conference report geschreven dat ik hier niet zal herhalen. Het beeld is duidelijk: het zijn vooral de wetenschappers zelf (en niet de bibliotheken) die hun data organiseren en dat doen zij per discipline verschillend, maar vooral over nationale grenzen heen. Dat maakt financiering lastig: universiteiten, onderzoeksfinanciers, nationale overheden en de EU zijn allemaal partijen die daarbij betrokken zijn. Er zijn belangenbehartigers op Europees niveau nodig om al die lijntjes bij elkaar te brengen, en daar is de Alliance nu juist voor opgezet.

Is dat duur? Graham Cameron van het European Bioinformatics Institute (EBI) stelde : 'Permanent access is the cheap way to doing science': een paar uur achter de computer kan jarenlang laboratoriumwerk vervangen. De vraag is natuurlijk wel hoe je die opbrengst concreet kunt maken tegenover financiers - wat is de prijs van een versnelde ontdekking van een bepaald medicijn?
Ian Halliday van de European Science Foundation, die de conferentie voorzat, had een pragmatische kijk op de financiering van permanente toegang: uiteindelijk zal het erop uit draaien dat de wetenschap een bepaald budget krijgt en het daarmee moet doen. Dan wordt het een kwestie van selecteren wat we wel en niet willen bewaren.