Wat hebben we overgehouden uit de bijeenkomst bij Beeld en Geluid afgelopen donderdag? Ik doe een poging tot een samenvatting:
1. Authenticiteit is geen zwart-witkwestie
In het digitale tijdperk, en zeker in het audiovisuele domein, is authenticiteit méér dan een zwart-witkwestie. Er zijn allerhande gradaties mogelijk, zie het schema van Wright in de vorige blog. Dat maakt het er allemaal niet gemakkelijker op, ‘maar wel boeiend’ (aldus Gaby Wijers van het NIMk). Je kunt ook uit veel perspectieven naar authenticiteit kijken: bewijsrechtelijk, ethisch, en ga zo maar door. Daarmee is het een dynamisch begrip.
2. Authenticiteit zit zelden in de bitstream zelf
Een middeleeuwse oorkonde met zegels eraan bewijst zijn eigen authenticiteit. In het digitale tijdperk is dat niet meer denkbaar. De bitstream kent geen handtekening of zegels.
3. Authenticiteit draait om de vraag: is het ding wat het beweert te zijn?
Er zijn vele definities voor authenticiteit: OAIS, TRAC, PREMIS, NEN 2082 en de Archiefterminologie 2007. Maar waar ze allemaal op neerkomen is de beantwoording van de vraag: is het ding wat het beweert te zijn? Voor NEN 2082 hoort daarbij dat de persoon (die schrijft, mailt, etc.) degene is die hij zegt te zijn en dat het vermelde tijdstip klopt. In creatieve kringen wordt, zeker audiovisueel, veel nep geproduceerd. Ik zag tijdens Economies of the commons een mooie clip langskomen van internationale politieke kopstukken die samen een maf liedje zongen. Daar is helemaal niets mis mee, zolang er maar bij verteld wordt dat het nep is. Zo’n object is ‘true to itself’, en dus authentiek. Kijk maar eens naar dit filmpje waarin Joseph Pine uitleg geeft over de vierhoek real fake – fake fake – fake real – real real.
4. Authenticiteit in het digitale tijdperk is context
De archiefterminologie 2007 heeft het over ‘een controleerbare wijze van vorming, overlevering, bewaring en raadpleging’, en ik denk dat in die opsomming de kern ligt van authenticiteit in het digitale tijdperk – en tegelijkertijd De Uitdaging voor iedere archivaris: als de bitstream zelf geen antwoord kan geven op de authenticiteitsvraag, moet het antwoord uit de context komen. Een archivaris die authenticiteit wil aantonen van digitale objecten, moet kunnen bewijzen waar het object vandaan komt, wie het beheerd heeft. Welke voorzorgsmaatregelen steeds zijn genomen om te voorkomen dat er ongeautoriseerd mee geknoeid is. Welke controles er zijn uitgevoerd, welke migraties hebben plaatsgevonden.
Dit heeft drie belangrijke praktische consequenties:
a) de administratie moet op orde zijn. Iedere handeling met een digitaal object zou idealiter moeten worden gedocumenteerd en in de metadata opgeslagen, in de submission information packages, de archival information packages en de dissemination information packages uit het OAIS-model (dat trouwens maar bekend was bij iets meer dan de helft van het publiek dat donderdag bij Beeld en Geluid zat, zo bleek bij handopsteken – zie uitleg bij de TaskForce Archieven).
b) als je authenticiteit wilt waarborgen moet je werken met betrouwbare partners, zowel in de productiefase als de daarop volgende fases van (tijdelijk/langdurig) beheer en beschikbaarstelling. En je moet eisen stellen aan de objecten die je opneemt, dat daarbij ook de nodige informatie wordt meegeleverd.
c) dit pleit voor korte lijnen tussen alle betrokkenen. Je wilt voorkomen dat er breuken ontstaan in de continue zorg voor digitale informatie.
En verder …
. . . sprak Richard Wright wijze woorden: ‘Don’t give up. Things go wrong but they can and will be fixed’;
. . . vindt Chido Houbraken (adviseur archieven) dat authenticiteit bij de KB iets anders is dan bij het Gemeentearchief Rotterdam, maar dat Beeld en Geluid zich kwalificeert als e-depot in de termen van Eisen Duurzaam Digitaal Depot (ED3);
. . . citeerde Jan Müller (directeur Beeld en Geluid) met genoegen Neelie Kroes, Europees Commissaris voor de Digitale Agenda, die onlangs nog zei: ‘Audiovisual archives should remain available for everybody forever.’
Foto links: De middagdip werd bestreden met een petje-op-petje-af quiz over audiovisuele media, gemaakt door Harry Romijn (AVA_net) en gepresenteerd door Jan Müller (BenG). Halverwege dreigde een impasse te ontstaan, omdat helemaal voorin de zaal experts bij uitstek Richard Wright (BBC) en Kara van Malssen (American Archive) (staand met pet) alle antwoorden kenden en de andere overlevenden hun voorbeelden rustig konden volgen. Gelukkig zorgden de simultaanvertalers voor wat verwarring, zodat Wright en Malssen – zeer tegen hun zin! – toch afvielen. De quiz werd gewonnen door Servaas Bollen van het Muziekcentrum Nederland, die op de knop mocht drukken waarmee de AVA_net Kennisbank officieel werd gelanceerd.
Overigens had Harry Romijn voor-het-geval dat een pittige shoot-outvraag voorbereid. Hoeveel videorecorders exporteerde Japan in 1990? En hoeveel in 2000?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten