Ook de tweede bijeenkomst over de nieuwe Archiefvisie die het Ministerie van OCW had georganiseerd op 12 oktober in Eindhoven, zat bomvol. En het aantal volgers van de LinkedIn discussie steeg boven de 320. De klok stond volgens de rijksarchivaris (dit keer vertolkt door Charles Jeurgens) dan ook nog steeds op vijf voor twaalf. Berendse zette daarom aan het begin van de dag meteen flink in op a) actieve openbaarheid, b) één online ingang voor iedereen tot alle archieven, en c) meer niet-overheidsinformatie in de archieven (samenvatting). Een stevig verhaal dat helaas wat minder uit de verf kwam omdat Berendse zelf de discussie met de zaal beide keren niet kon bijwonen. In tegenstelling tot vorige week in Zwolle kon Sander Bersee (Directeur Cultureel Erfgoed bij het Ministerie van OCW) dit keer wel de discussie met de zaal aan gaan, en dat merkte je meteen aan de onderwerpen die ter sprake kwamen. In Eindhoven ging het vooral over de rol die het Ministerie zou kunnen spelen bij het op orde brengen van de informatiehuishouding. In Zwolle was het hardop gezegd door iemand: wij archivarissen zijn onzeker over onze rol in de 21ste eeuw. Daarom vroegen diverse deelnemers dinsdag ook weer om regels, om kaders, om regie vanuit het Ministerie. En dat terwijl ikzelf een half uur eerder juist een vurig pleidooi had gehouden om het niet in regels en regie te zoeken, maar in dienstverlening, in nauwe samenwerking met de producent van archieven (die zich geen archiefvormer voelt, maar dijkenbouwer, onderwijzer, beleidsmaker, boevenvanger …). Mijn ontmoeting van gisteren op Texel kwam nog ter sprake als een mooi voorbeeld. Sander Bersee zag voor het Ministerie trouwens ook geen stevige regierol weggelegd, zeker niet met het kabinet dat donderdag gaat aantreden. Wel een netwerkrol, trouwens, om in gesprek te gaan met alle betrokken partijen (VNG, IPO, Unie van Waterschappen) om de aansluiting tussen leveranciers en archieven, en daarmee een snellere openbaarmaking van de informatie (én betere digitale duurzaamheid!), mogelijk te maken. Verder biedt de netwerksamenleving, waarover Sigfried Janzing (Gouda) enthousiast vertelde in een door René Bastiaanse (BHIC, Den Bosch) met opzet zo ‘2.0’ mogelijk gehouden parallelsessie ‘Netwerk-samenleving’, de archivarissen nog maar weinig houvast, zo bleek uit de discussies. Jezelf (en je organisatie) steeds opnieuw uitvinden, is het motto daar, steeds opnieuw je omgeving in kaart brengen en daarop inspelen, steeds opnieuw vragen stellen bij de waarde die je hebt voor de samenleving. In een dergelijke chaos kan het zomaar gebeuren dat je verdwaalt in een sessie die over mensen gaat als je gehoopt had meer te leren over computernetwerken …
Een betrokken beroepsgroep
In alle discussies klonk trouwens de nauwe betrokkenheid van de beroepsgroep door, de trots op het vak en de wens om het goed te doen. De vraag is alleen hoe je ‘goed’ anno 2010 definieert. Op een aantal fronten zag ik eensgezindheid: overheidsinformatie pas na 20 jaar overbrengen van de administratie naar het archief (en daarmee De Openbaarheid) is niet meer van deze tijd. De burger verwacht dat de overheid eerder verantwoording aflegt. De noodzaak om achter de schermen de krachten te bundelen om een e-depotvoorziening te bouwen stond ook niet meer ter discussie. Wel de vraag hoe je het versplinterde bestuur (gemeentes, provincies, rijk) zo ver krijgt dat men daarin ook wil investeren. En of dat betekent dat je ook aan de voorkant één ingang moet bieden, zoals Berendse voorstelt, en daarmee het risico loopt dat je alle lokale couleur uit het systeem haalt. Siegfried Janzing sluit bondjes met bijvoorbeeld buurtgemeenschappen en scholen om de plaatselijke geschiedenis in het zonnetje te zetten; dat is een heel andere leefwereld dan de relatie tussen het Nationaal Archief en BZK (dat overigens actief betrokken is bij de discussies over de nieuwe Archiefvisie). Volgens mij moet het allebei kunnen, trouwens, dat is nu net het voordeel van het digitale tijdperk: zowel landelijk als lokaal kun je ingangen bieden in dezelfde bestanden. De klant bepaalt welke ingang hij of zij gebruikt.
Aan het eind van de dag …
had nog slechts een enkeling het (op Archief 2.0) over ‘pseudo-inspraak’. De meesten waren ervan overtuigd dat dit soort dagen enorm belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het vak en van de visie op openbaarheid en cultureel erfgoed – zo worden er inmiddels wat vraagtekens gezet bij de wijsheid van het besluit dat ooit genomen is om archieven en musea in de provincie samen te voegen tot regionale historische centra; openbaarheid is toch eigenlijk meer een juridische zaak dan een historische.
En, aan het eind van diezelfde dag, hoop ik dat er iets is blijven hangen van mijn pleidooi om ‘archiefvormers’ niet in eerste instantie aan te spreken op hun rol als archiefvormer, maar te accepteren dat zij zich vooral bezighouden met het zijn van een goede – betrouwbare – efficiënte overheid, die dijken bouwt, onderwijs geeft, beleid maakt en boeven vangt … want alleen vanuit respect voor ieders rol in het geheel zal duurzame toegankelijkheid echt gerealiseerd worden.